13/08/14 – Het tweede gezicht (deel 3)

Ik word wakker en vermoed dat ik een halfuur heb geslapen. Zo voelt het alleszins. Als ik een muis zie trippelen, bedenk ik me dat de ratten misschien toch groter klonken dan ze waren. De mannen zijn al druk in de weer als ik opsta en we beginnen meteen weer te eten. De gigantische pot met stukken vlees wordt op een gasvuurtje gezet en de schranspartij gaat gewoon verder.

Na een wel zeer stevig ontbijt, trek ik de vallei verder in. Het is een raar zicht om de vier woestelingen – de Afghaan, de Oude, de Gore Kabouter en de Reus – teder schapen te zien hoeden. De donkere beangstigende vallei openbaart zich nu als een hemelse oase. Een brede oase met kuddes schapen, koeien, ezels en paarden. Honden zo groot als tijgers dralen hier ook wel rond.

vallei

In de verte doemen gletsjers, een ruïne en een kapel met een onmogelijke ligging op. Als ik bij de ruïne kom, besluit ik die zonder mijn rugzak te verkennen. Mijn bagage laat ik beneden staan en ik klauter lichtvoetig naar boven. De ruïne is begroeid met netels, maar is echt magnifiek. Ik voel mij als een kwajongen die zijn speelgoedkasteel verkent. De toren is wel acht meter hoog en lijkt onaangetast. Deze ruwe stenen leveren een prachtige kadrering op voor dit feeërieke landschap, onder mij valt de Tergi in wispelturige armen uiteen.

Tergi

Wanneer ik terug afdaal, staat er een dikke soldaat bij mijn rugzak. Ik loop lichtjes in paniek naar hem toe terwijl ik “Извините!” roep en verontschuldigende gebaren maak. Ik moet mijn paspoort laten zien. Al snel verschijnt er echter een glimlach op zijn gezicht en slaag ik in mijn auditie als onschuldige toerist. Hij legt uit dat hij border police is en dat hij hier telkens tien dagen de wacht houdt en dan teruggaat naar zijn huis in Gori. Ik ontmijn de situatie verder door hem Turkse koekjes aan te bieden en wat te babbelen. Hij doet me terloops nog een wijntip van de hand: de favoriete wijn van Stalin godbetert. Die grenspolitie, dat zijn de kwaadste nog niet.

Ik had kunnen weten dat ik ook in deze desolate vallei op militaire aanwezigheid zou stoten. In de zomer van 2008 was er hier vlakbij vijf dagen oorlog. Het conflict tussen Rusland en Georgië is momenteel bevroren, maar de minste provocatie kan de strijd om de twistappels Abchazië en Zuid-Ossetië weer doen ontdooien.

kapel

Op de terugweg uit de vallei met de twee gezichten zie ik plots bedrijvigheid. Bouwvakkers zijn in deze godverlaten uithoek een klooster en een kapel aan het bouwen. Hier verzet geloof nog bergen. Als ik Ketrisi weer passeer, geven mijn vrienden van de vorige avond niet thuis. Ik bereik het einde van deze surreële vallei. Na zo’n slechte nacht slaap is zelfs deze makkelijke wandeling uiteindelijk toch vermoeiend.

Terug in de bewoonde wereld richt ik mijn duim naar de hoofdstad. Mijn eerste lift is een ontmijner met een attractieve rijstijl. Vooral Russische wagens passeert hij rakelings met extra machtsvertoon. De honderden doden die hier vijf jaar geleden vielen, dragen ongetwijfeld bij tot zijn aversie voor Russen. Een paar liften later ben ik terug in de bakoven die de hoofdstad van Georgië is. Het noorden van dit prachtige land heeft me onvergetelijke en verkwikkende avonturen geschonken. Ik heb geleefd als zelden voorheen.

Ik ben misschien gek, maar niet zot.

De ruïnes van Ketrisi.

De ruïnes van Ketrisi.