Spitak 17/08/2014
Onder een ondergaande zon steek ik mijn duim uit net voor de Armeense grens. Al snel stopt een man en mag ik mee. De communicatie verloopt moeilijk, maar er is geen betere manier om de grens over te steken. We rijden namelijk de nacht en Armenië in op de tonen van Charles Aznavour. Deze rit heeft naast opwinding door het betreden van een nieuw land, ook iets mistroostigs en melancholieks.
Hij rijdt naar Spitak en ik dus ook. Die plaatsnaam ben ik al tegengekomen in mijn reisgids. Slechts een paar regeltjes. Er is namelijk niets noemenswaardigs te zien in Spitak en toeristen komen er haast nooit. En, oh ja, er heeft hier een aardbeving plaatsgevonden. Op 7 december 1988 stierven in Spitak duizenden mensen.
Stiekem hoop ik dat mijn lift me gaat uitnodigen bij hem thuis, maar dat gebeurt niet en mijn Russisch is te slecht om me binnen te lullen. Ik laat me dan maar afzetten aan de kerk van Spitak. Hij verklaart me gek. Wanneer mijn tent is opgesteld en mijn tanden zijn gepoetst, krijg ik bekijks van de priester van de kerk. Na een kort babbeltje word ik verplicht mijn tent op te breken en word ik uitgenodigd in de pastorie.
Ik krijg een zetel, een plaats om me te wassen, een extra avondmaal en pantoffels! Dit had ik nog niet meegemaakt in mijn Urban Camping-carrière. Broeder Avetik en zijn moeder zijn zeer vriendelijk.
’s Ochtends word ik door de moeder van Avetik gewekt en gevraagd om me snel te wassen en mee te komen. Het is vandaag een feestdag in de Armeense Kerk, waardoor het een drukte van jewelste is in het kerkgebouw. Mensen dragen druiven aan om die te laten wijden.
Een oud vrouwtje is koortsachtig bezig met brandende kaarsen te rangschikken en ze kuist met een sterk gevoel voor smetvrees. Avetik leidt de viering en van alles wat hij zegt en zingt, versta ik geen woord. Het is een soort ratrace naar opperste devotie: om ter meest kaarsen branden, om ter meest buigen, om ter meest het kleed van Avetik kussen… In het begin zit ik gefascineerd rond te kijken, maar daarna slaat de verveling echt wel toe. Na vier uur komt er toch een einde aan de eindeloze viering. Ik ben murw van de overvloedige wierook en de eindeloosheid. Ik heb mijn druifjes en mijn schouderklopje van Avetik wel verdiend.
Ik heb nood aan lucht en dat is het perfecte excuus om te doen wat ik het liefste doe: dolen. Dolen door een stad die ik niet ken, opzoek naar zijn ziel of een toevallige ontmoeting. Veel speciaals is hier inderdaad niet te zien, maar ik amuseer me met het zoeken naar kleine wegjes en foto’s trekken. De lokale school, een onafgewerkte brug, de hoofdstraat en… een kerkhof.
Een gigantisch kerkhof. Een hele heuvel bedekt met graven. Op veel graven staat een uurwerk gebeiteld met daarop het tijdstip van de aardbeving. Het uur nul. Ik kan niet wenen om mensen die twee jaar voor mijn geboorte zijn gestorven, maar het maakt wel indruk. Zo vol als deze heuvel is met grafzerken, zo kaal is een andere grote heuvel in het centrum van Spitak. Bovenop deze kale glooiing staat een Sovjet-monument ter nagedachtenis van de slachtoffers van 1988. Het monument ligt er verwaarloosd en troosteloos bij. Lelijkheid is de slechtste manier om te herdenken.
Omgaan met lijden en verlies zit nochtans ingebakken in de Armeense ziel. Ze zijn er noodgedwongen goed in geworden.
Spitak is een speciale plaats op deze reis, een plaats van stilte en dankbaarheid. Het is late namiddag wanneer ik verder oostwaarts ga en mijn duim weer opsteek.
Een reactie maakt me altijd blij.